Deze derde tentoonstelling van Jan Demeulemeester in Beukenhof-Phoenix Galleries toont een lichte wending in ’s mans werk. In zijn jonge jaren maakte Demeulemeester zwaarder expressionistisch werk: een uiting van zijn onvrede met een onrechtvaardige wereld. In 2000 ontsnapte hij aan een ‘painters block’ door naar de Middellandse Zee te trekken. In Tunesië gaat hij zich wijden aan een schilderkunst à la Henri Matisse. Zijn werk krijgt gulle geuten dolce vita: lichtvoetig, kleur, zwierig zwiepende lijnen. Centraal: het bezingen van de levensvreugde.
Dat kentert wanneer revolutie het land en daarna de regio overspoelt. (Euforie gaat sindsdien hand in hand met teleurstelling, hoop met wanhoop). Noord-Afrika en Europa, de twee havens waartussen Demeulemeester pendelt, beuken in op elkaar. Soms zeer tastbaar, zoals tijdens het werkverblijf in de Noord-Franse havenstad Le Havre dit voorjaar. Een blikverruimend verblijf: de zee kan ook grijs zijn, de golven even goed ruig.
Wat in de vorige tentoonstelling, Turbulenties, al schemerde, slaat nu in het gezicht: de drang van Demeulemeester om met die dubbelzinnigheid – blauw tegen grijs, hoop tegen radeloosheid – iets tastbaars te doen. Het werk dat deze uitnodiging siert, heet niet voor niets 'De laatste mooie zon'.
En toch blijft ook nu de absolute voorwaarde voor Jan Demeulemeester: nooit in al te donkere pamfletten vervallen. De hoop op schoonheid, die is constant en moet dat blijven. Misschien ware 'De laatste mooie zon, tot nu toe' beter geweest.